dinsdag 12 november 2013

Wat dienen consulenten te weten over ziektebeelden?

Gespreksvoerders in Zorg en Welzijn zijn vaak generalisten. Ze hebben niet de speciale kennis van allerlei ziektebeelden. Cliënten willen echter wel begrepen worden door de gene die ze treffen bij de gemeente of in een wijkcentrum. Welke kennis zou je moeten hebben, hoe je pak je zo’n gesprek aan.
Een voorbeeld: Een burger vraagt ondersteuning ivm het op orde houden van de financiën:
B=burger
C=consulent

B: De reden dat ik naar de gemeente kom is dat mijn hele financiën in het honderd lopen. Ik krijg het niet voor elkaar om een beetje orde in de papierwinkel te krijgen. Ik ben bang dat ik weer in de schulden raak. Dat wil ik niet! Misschien word ik wel dakloos…
C: Nou dat lijkt me inderdaad vervelend in de schulden raken. Vertel er eens ….hoe gaat het tot nu toe?
B: Nou ja kijk tot nu toe hielp mijn vader me met mijn betalingen, dat ging redelijk goed. Maar momenteel haalt dat niks meer uit. Ik sta inmiddels al rood. En daar komt bij dat ik aan voel komen dat ik weer druk word. Als ik hyper word dan gaat het altijd mis. 
C: OK uw vader hielp u, u wil niet dat het mis gaat. Hoe hielp u vader u voordien?
B: Ja weetje ik heb een bi-polaire stoornis en dat is niet gemakkelijk voor mezelf, maar ook degene die je altijd helpen hebben daar last van. Maar eh....Weet u daar wel wat van. Ik bedoel van een bi-polaire stoornis. Ik wil wel goed begrepen worden.
C: Ik weet wel iets van. Vooral weet ik dat zo’n aandoening voor iedereen toch net weer anders is. Klopt dat?
B: Ja, bij  iedereen is het verschillend dat klopt je.
C: Dat maakt me benieuwd naar uw situatie. Wat zou ik in ieder geval moeten weten om u goed te begrijpen?
B: Soms ben ik heel druk, dan weer heel depressief. Het gaat nu al een aantal jaren redelijk goed. Ik heb eigenlijk niet meer van die hele drukke perioden. Ook die erg nare depressies blijven redelijk hanteerbaar. Dat kost veel moeite hoor!  En….mijn vader heeft me altijd geholpen.
C: Zo..
B: Ja dat is zo geroeid. Toen ik op de gesloten afdeling zat na een periode van dakloosheid heeft mijn vader mijn betalingen gedaan. Toen ik weer opknapte gaf het heel veel rust dat de papierwinkel op orde was. Maar nu loopt het weer uit de hand. Daar word ik heel zenuwachtig van.
C: Ik wil u goed begrijpen Momenteel dreigt het weer uit de hand te lopen. Het ging al een aantal jaren redelijk goed, u hebt veel baat gehad bij de hulp van u vader. Begrip ik het zo goed?
B: Ja, maar  ik word er heel nerveus van,
C: Begrijpelijk dat u er nerveus van wordt als de financiën uit de hand dreigen te lopen. Dat wilt u niet, logisch.
B: Nee dat wil ik zeker niet. Ik wil niet weer dakloos worden! Vreselijk.
C: Dat lijkt me ook. Mag ik iets vragen over toen het goed ging met uw financiën, toen u vader u zo goed kon helpen. Hoe is jullie dat toen gelukt? Hoe ging dat zo?
B: Mijn vader kwam altijd één keer in de week langs om de financiën door te nemen en dan gingen we daarna wat leuks doen. Hij hield het altijd heel goed bij, maar om welke reden dan ook daar is de klad in gekomen.
C: Wat bijzonder. Dat werkte dus heel goed voor er de klad in kwam. Twee vliegen in één klap. Financiën op orde en iets leuks doen,  begrijp ik dat goed? 


Vervolgens ontstaat er een gesprek over hoe belangrijk het is dat iemand hulp combineert met iets leuks doen. Aan het eind van het gesprek neemt B zich voor om vader voor te stellen deze formule weer op te pakken. Over twee weken zal C even bellen of dat gelukt is. Of er nog een aanvraag komt?
De consulent besteedde veel aandacht aan de oplossing die eerder heeft gewerkt. Misschien is die weer bruikbaar.

  • Het is wel handig als je als generalist iets van verschillende ziektebeelden afweet. Maar je hoeft geen expert te zijn om in samenwerking met de cliënt naar een oplossing te zoeken.
  • Het gaat er vooral om de cliënt en zijn probleem te erkennen. Goede samenwerking betekent daarbij óók dat jij erkent dat je ergens géén verstand van hebt.
  • Je kunt je gesprekspartner vragen de informatie te geven die hij van belang vindt. Dat kan dus het beste door een houding van ‘niet weten’ en een erkenning van het perspectief van de ander. Dat geeft de cliënt de mogelijkheid zijn verhaal te doen.
  • Dan kan hij samen (met de consulent) op zoek naar eigen oplossingen die passen.
  • Als jij iets niet weet, biedt dat de cliënt de kans zijn kennis en ervaringen te vertellen. Hier in zit vaak de eigen kracht verscholen.