dinsdag 12 november 2013

Wat dienen consulenten te weten over ziektebeelden?

Gespreksvoerders in Zorg en Welzijn zijn vaak generalisten. Ze hebben niet de speciale kennis van allerlei ziektebeelden. Cliënten willen echter wel begrepen worden door de gene die ze treffen bij de gemeente of in een wijkcentrum. Welke kennis zou je moeten hebben, hoe je pak je zo’n gesprek aan.
Een voorbeeld: Een burger vraagt ondersteuning ivm het op orde houden van de financiën:
B=burger
C=consulent

B: De reden dat ik naar de gemeente kom is dat mijn hele financiën in het honderd lopen. Ik krijg het niet voor elkaar om een beetje orde in de papierwinkel te krijgen. Ik ben bang dat ik weer in de schulden raak. Dat wil ik niet! Misschien word ik wel dakloos…
C: Nou dat lijkt me inderdaad vervelend in de schulden raken. Vertel er eens ….hoe gaat het tot nu toe?
B: Nou ja kijk tot nu toe hielp mijn vader me met mijn betalingen, dat ging redelijk goed. Maar momenteel haalt dat niks meer uit. Ik sta inmiddels al rood. En daar komt bij dat ik aan voel komen dat ik weer druk word. Als ik hyper word dan gaat het altijd mis. 
C: OK uw vader hielp u, u wil niet dat het mis gaat. Hoe hielp u vader u voordien?
B: Ja weetje ik heb een bi-polaire stoornis en dat is niet gemakkelijk voor mezelf, maar ook degene die je altijd helpen hebben daar last van. Maar eh....Weet u daar wel wat van. Ik bedoel van een bi-polaire stoornis. Ik wil wel goed begrepen worden.
C: Ik weet wel iets van. Vooral weet ik dat zo’n aandoening voor iedereen toch net weer anders is. Klopt dat?
B: Ja, bij  iedereen is het verschillend dat klopt je.
C: Dat maakt me benieuwd naar uw situatie. Wat zou ik in ieder geval moeten weten om u goed te begrijpen?
B: Soms ben ik heel druk, dan weer heel depressief. Het gaat nu al een aantal jaren redelijk goed. Ik heb eigenlijk niet meer van die hele drukke perioden. Ook die erg nare depressies blijven redelijk hanteerbaar. Dat kost veel moeite hoor!  En….mijn vader heeft me altijd geholpen.
C: Zo..
B: Ja dat is zo geroeid. Toen ik op de gesloten afdeling zat na een periode van dakloosheid heeft mijn vader mijn betalingen gedaan. Toen ik weer opknapte gaf het heel veel rust dat de papierwinkel op orde was. Maar nu loopt het weer uit de hand. Daar word ik heel zenuwachtig van.
C: Ik wil u goed begrijpen Momenteel dreigt het weer uit de hand te lopen. Het ging al een aantal jaren redelijk goed, u hebt veel baat gehad bij de hulp van u vader. Begrip ik het zo goed?
B: Ja, maar  ik word er heel nerveus van,
C: Begrijpelijk dat u er nerveus van wordt als de financiën uit de hand dreigen te lopen. Dat wilt u niet, logisch.
B: Nee dat wil ik zeker niet. Ik wil niet weer dakloos worden! Vreselijk.
C: Dat lijkt me ook. Mag ik iets vragen over toen het goed ging met uw financiën, toen u vader u zo goed kon helpen. Hoe is jullie dat toen gelukt? Hoe ging dat zo?
B: Mijn vader kwam altijd één keer in de week langs om de financiën door te nemen en dan gingen we daarna wat leuks doen. Hij hield het altijd heel goed bij, maar om welke reden dan ook daar is de klad in gekomen.
C: Wat bijzonder. Dat werkte dus heel goed voor er de klad in kwam. Twee vliegen in één klap. Financiën op orde en iets leuks doen,  begrijp ik dat goed? 


Vervolgens ontstaat er een gesprek over hoe belangrijk het is dat iemand hulp combineert met iets leuks doen. Aan het eind van het gesprek neemt B zich voor om vader voor te stellen deze formule weer op te pakken. Over twee weken zal C even bellen of dat gelukt is. Of er nog een aanvraag komt?
De consulent besteedde veel aandacht aan de oplossing die eerder heeft gewerkt. Misschien is die weer bruikbaar.

  • Het is wel handig als je als generalist iets van verschillende ziektebeelden afweet. Maar je hoeft geen expert te zijn om in samenwerking met de cliënt naar een oplossing te zoeken.
  • Het gaat er vooral om de cliënt en zijn probleem te erkennen. Goede samenwerking betekent daarbij óók dat jij erkent dat je ergens géén verstand van hebt.
  • Je kunt je gesprekspartner vragen de informatie te geven die hij van belang vindt. Dat kan dus het beste door een houding van ‘niet weten’ en een erkenning van het perspectief van de ander. Dat geeft de cliënt de mogelijkheid zijn verhaal te doen.
  • Dan kan hij samen (met de consulent) op zoek naar eigen oplossingen die passen.
  • Als jij iets niet weet, biedt dat de cliënt de kans zijn kennis en ervaringen te vertellen. Hier in zit vaak de eigen kracht verscholen.



vrijdag 18 oktober 2013

Complimenteren

Tijdens een training bij www.wmogesprekstraining.nl werd geoefend met complimenteren :
Cursist  vertelt over een ervaring waarbij ze lang heeft moeten wachten en  veel geduld moest hebben. Instanties werkten tegen.  Ze is rustig  gebleven wat veel moeite kosten. Door uiteindelijk in actie te komen op het goede moment  in combinatie met geduld  heeft ze goed resultaat geboekt. Maar het viel niet mee.


Vier toehoorders gaven haar complimenten

Complimenten zoals:
1 Jij bent geduldig zeg goh!

2 Toppie zeg!  Dat je meteen in actie kwam toen het uiteindelijk zover was. Na zo lang te moeten afwachten!

3 Indruk wekkend! Hoe heb jij je geduld zo goed kunnen bewaren?

4 Het lijkt er op dat je veel geduld moest opbrengen alvorens je iets kon doen. Hoe heb je dat voor elkaar gekregen?

De cursist laat alle complimenten op zich inwerken.
Ze concludeert dat ze complimenten 1 en 2  heel prettig vond om te horen. Het bevestigde haar en gaven een goed gevoel.
De complimenten 3 en 4 zette haar erg aan het denken. Wat heeft mij toen goed geholpen? Hoe zat dat ook alweer?
Vooral de combinatie van de complimenten vond ze erg motiverend:
Eerst bevestigend en een goed gevoel, gevolgd door na te gaan denken. Werkte goed.

Het eerste compliment is gericht op de persoon.
Het tweede is gericht op wat ze deed: het proces.
De derde en vierde zijn complimenteuze vragen. Die blijken erg effectief.

woensdag 16 oktober 2013

Wanneer geef je de klant het meest de regie?

Uitspraak van een cliënt in een gesprek:

" Ik kan er helemaal niet meer tegen dat ik zoveel met doen voor mijn moeder met Alzheimer. Ik moet vaak met haar naar het ziekenhuis, boodschappen doen, eigenlijk moet ik ook voor haar denken. Vreselijk..... Soms wil ik het bijltje er bij neer gooien, nooit meer terug komen. Maar.... dat doe ik niet" .

Mogelijke reacties van de gespreksvoerder:

1.    Je wilt het bijltje er bij neergooien, begrijpelijk, maar dat doe je niet. Hoe kun je in deze situatie toch goed voor je moeder blijven zorgen?
2.    Het valt niet mee om te zorgen voor je moeder met alzheimer. Je wilt het bijltje er bij neer gooi-en. Goh wat zwaar voor je!
3.    Je wilt het bijltje er bij neer gooien, nooit meer terug komen, maar dat heb je niet gedaan. Waar ik benieuwd naar ben.... Mag ik vragen wat doet je besluiten om toch door te gaan?
4.    Zijn er de laatste tijd ook momenten geweest die minder zwaar waren?

Bij welke reactie leg je  het meest de regie bij de cliënt?

1.    Sluit goed aan, erkent de situatie. Toekomst gericht en positief. De cliënt zal waarschijnlijk toch druk ervaren. De gespreksvoerder suggereert dat de cliënt ook nu goed moet blijven zorgen. Het is dus meer leiden van voren. Er zit een norm in verstopt. Misschien is de vraag te vroeg gesteld. De cliënt zal nu reageren: Goh dat weet ik niet. Moeilijk. De gespreksvoerder zal dan eerder gaan adviseren waar de cliënt niet mee geholpen is.
2.    Reactie is erkennend en begripvol. Prima begin. De cliënt zal echter door deze reactie aange-moedigd worden nog meer te vertellen wat er zo zwaar is. De reactie leidt dus eerder tot uit-dieping van het probleem ipv uitzicht krijgen op beter.
3.    De reactie is erkennend en begripvol tav het probleem van de cliënt. De gespreksvoerder nodigt de cliënt uit te gaan onderzoeken welke autonome keuze hij heeft gemaakt. Hierdoor legt de gespreksvoerder de regie bij de cliënt met erkenning en waardering voor diens keuze. De cliënt zal gaan onderzoeken wat voor hem het doorgaan de moeite waard maakt. Hierna kan worden onderzocht of, en in hoeverre hij daar bij ondersteuning nodig heeft. 
4.    Deze reactie is positief, zoekend naar uitzonderingen. De cliënt zal zich echter niet erkend voe-len. Tussen de regels door voelt de cliënt zich toch in en bepaalde richting gedrongen.

Wat ons betreft is reactie 3 het meest “Leiden van achter” en legt dus het meest de regie bij de cli-ent.
De verschillen zijn subtiel. In alle reacties zitten oplossingsgerichte technieken. Het is de kunst de technieken zo te gebruiken dat de cliënt

  • Zich begrepen voelt
  • Zijn zienswijze zonder oordeel erkend wordt
  • Uitgenodigd wordt een verbetering te gaan onderzoeken

Het vergt veel oefening in taal om de nuance van de verschillen te gebruiken. Nuttig hierbij: 

  • Je verplaatsen in de cliënt.
  • Effect verschillen van vragen onderzoeken.
  • Goed werkende zinnetjes en vragen van buiten leren zodat je er niet lang over na hoeft te denken.
(met dank aan Gwenda Schlund Bodien. 
 Progressie door zelfcoaching bldz. 134)

donderdag 10 oktober 2013

Zoek de verschillen in de taal van de gespreksvoerder


Vaak zijn gespreksvoerders in de zorg en welzijn er heel goed in om mensen goede ideeën aan te dragen. Begrijpelijk. Je wilt het beste voor degene die jou om hulp of advies vraagt. Je wilt meedenken, actief zijn. Je wilt echt helpen. Want je hebt het beste met de ander voor.
 Wat werkt het best?
In deze situatie komt een professional er achter dat de vrijwilliger af en toe te laat komt en soms wat te vroeg naar huis gaat. Dit levert regelmatig wat problemen op.
Een voorbeeldgesprek:
G= gespreksvoerder
B= bezoeker bij een welzijnsorganisatie (een vrijwilliger)

Gesprek 1:
G: Ik zou eigenlijk iets met je willen bepraten. Heb je even tijd
B: Natuurlijk maak ik even tijd. Kan ook makkelijk, de koffie loopt en de groep heeft pas over 20 minuten pauze.
G: Mooi, dan hebben we even. Ik vind het best lastig, maar het is me opgevallen dat je de laatste tijd een aantal keren aan de late kant was. Vorige week hoorde ik dat er een groep geen koffie kon drinken omdat jij er nog niet was. De week daarvoor was de afwas niet gedaan omdat je al eerder weg moest. Is er iets aan de hand?
B: Nou het gebeurt niet zo vaak hoor, maar inderdaad. Ik had het even moeten zeggen. Soms haal ik het niet om hier om half 10 te zijn. Maar weet je ik heb wat meer zorgen voor mijn vrouw en mijn jongste zoon. Dan moet er ’s morgens nog zoveel gebeuren. Ik moet er wat beter op letten. Het kan wel, maar ik moet wel heel erg haasten.
G: Kun je dan niet even bellen als het niet lukt?
B: Ja dat zeg ik, ik moet dan eigenlijk even bellen, maar ik denk dan dat ik het nog wel haal.
G: Nou dat is dus niet zo blijkt wel. Maar zou het wat zijn als ik vraag of Ahmed jouw dienst kan over nemen, die is altijd heel erg op tijd. Of misschien beter nog misschien kun jij dan de avond op donderdag doen. Dan zitten we eigenlijk nog steeds omhoog. Laten we dat doen?
B: Nou eh daar moet ik eens over denken, op donderdag heb ik eigenlijk ….maar ja ..
G: Ja het is om je te helpen hoor, als het je niet lukt om ‘s ochtends hier voor half 10 te zijn. Ik merk dat dat vaak moeilijk is. Je zegt dat je dan thuis veel te doen hebt. Ik kan natuurlijk ook vragen of Ahmed van 9 tot 10 hier komt, ik denk dat hij daar wel tijd voor heeft. Hij zei me pas dat hij altijd vroeg opstaat. Hij verveelt zich en jij hebt het heel druk. Dat zie ik wel hoor!  Ik denk dat ik dat eens aan hem moet vragen. Dan ben jij mooi uit de brand.
B: Ja dat klopt Ahmed verveelt zich vaak thuis. Maar hij hoeft mijn dienst niet over te nemen, ik kan wel beter op tijd komen….. 
G: Anders regel ik dat je gebeld wordt… wat denk je daar van. Is dat geen goed idee. Ahmed wil jou vast bellen om 9 uur dan kun je het niet vergeten. Zal ik hem jouw 06 doorgeven..
B: Maar ik vergeet het niet hoor, ik heb het alleen erg druk in de ochtend, Janos moet naar school, die is heel druk, mijn vrouw is niet in orde. Het kost me gewoon wat meer tijd.
G: Ja je vertelde al zoiets, maar hoe lossen we het nou op. Ik wil wel een oplossing!  Ik denk met je mee. Kunnen we niet ….Misschien moeten we….. Als we nou eens….

Gesprek 2
G: Ik zou eigenlijk iets met je willen bepraten. Heb je even tijd
B: Natuurlijk maak ik even tijd. Kan ook makkelijk, de koffie loopt en de groep heeft pas over 20 minuten pauze.
G: Mooi, dan hebben we even. Je werkt hier al een hele tijd. Waar we altijd zo tevreden over zijn is dat jij altijd oren hebt als er iemand ergens mee zit. Mensen vinden het altijd prettig als jij even tijd maakt als ze en praatje willen maken. Ook nu merk ik dat, dat is echt prettig voor de bezoekers
B: Ja daarom vind ik dat werken in de inloop ook zo leuk.
B: Ja dat weet ik, dat stellen we ook erg op prijs. Maar Ik vind het best lastig, het is me opgevallen dat je de laatste tijd een aantal keren aan de late kant was. Vorige week hoorde ik dat er een groep geen koffie kon drinken omdat jij er nog niet was. De week daarvoor was de afwas niet gedaan omdat je al eerder weg moest. Is er iets aan de hand?
G: Nou het gebeurt niet zo vaak hoor, maar inderdaad. Ik had het even moeten zeggen. Maar weet je ik heb wat meer zorgen voor mijn vrouw en mijn jongste zoon. Soms haal ik het niet om hier om half 10 te zijn. Dan moet er nog zoveel gebeuren. Ik moet er wat beter op letten. Het kan wel, maar ik moet heel erg haasten.
B: OK meer zorgen voor je vrouw en je zoon. Wil je er wat meer over vertellen?
G: Nou niet speciaal………, maar …   eh    ……. kijk mijn vrouw heeft vermoeidheidsklachten. Een soort van overspannen lijkt het wel. Dat wisselt. Ze heeft dat al heel lang. Onze jongste, Jonas, is nogal druk. Adhd denk ik. Hij moet naar school worden gebracht. Ik ren me rot ’s morgens. Meest lukt het wel. Maar vorige week een paar keer niet.
B: Ja je hebt er wel eens over verteld dat je vrouw niet zoveel energie heeft. En nu je zoon zo druk. Maar je zegt dat het je meest wel lukt om toch op tijd te zijn. Hoe krijg je het dan voor elkaar?
G: Nou dat vraag ik me soms ook af, hoe krijg ik het voor elkaar om op tijd te zijn. Ik ren me rot ’s morgens.
B: Het lukt je op die keren toch, ook al ren je je rot. Wat is er op de keren dat het je wel lukt anders dan op de keren dat het niet lukt.
G: Moeilijke vraag zeg. Eens even nadenken. Kijk het begint eigenlijk al de avond van te voren. Als Janos’zijn spullen allemaal keurig klaar liggen, als ik de tafel al gedekt heb en nog zo wat dingen klaar heb staan. Kijk dat hoeft dan niet mee op die drukke ochtend.
B: OK goh hoe gaat dat dan? ,
G: Ja het gaat eigenlijk zo. Komt dat joch uit bed en hij pakt zijn game. Dan doet hij helemaal niks meer weetje. Dan krijg je hem niet aan het ontbijt, hij pak zijn tas niet. Dat is een gevecht man. Zit maar te gamen. Eigenlijk ben ik soms blij dat hij zijn game pakt, is hij rustig. Maar dan moet ik hem later achter zijn broek zitten. Dat wordt ruzie en stress.
G: En wat is er nou anders als alles klaar staat, de tafel en zijn spullen?
B: Logisch denk ik, dan kan hij eten en daarna nog even gamen. Een kwartiertje denk ik. Als ik er dan maar op toe zie dat hij eerst eet.
G:  Ok Begrijp ik goed dat het jou beter lukt om op tijd te komen als je de avond voor dat je gaat werken al een paar voorbereidingen treft?
B: Nou ja eigenlijk wel.
G: Waar denk je dan zo aan?
B: Ik zal dat eens wat vaker proberen zelf de tafel al te dekken. En Janos er aan herinneren dat hij zijn spullen al klaar heeft staan, dan mag hij na het ontbijt 10 minuten gamen. Dat wordt dan toch wel een kwartiertje. Meer op letten gewoon.
G: Prima, lijkt me een goed plan. Kan ik jou daar nog bij helpen op de een of andere manier?
B: Lijkt me niet nodig ?
G: Ok prima 
B: Laten we het maar een paar weken proberen. Ik kom er zelf nog wel op terug bij je. En als het een keer onverhoopt niet lukt, zal ik zeker bellen!


  • Wat doet de gespreksvoerder allemaal anders in gesprek 2? 

  • Wat zijn de belangrijkste verschillen?



zondag 22 september 2013

Keukentafelgesprek door de ogen van GGz clienten en mantelzorgers(deel2)

Onlangs had ik in een netwerk met clienten en mantelzorgers uit GGz een uitwisseling over de keukentafelgesprekken. Vergelijk de reacties maar eens met het vorige gesprek op 17 juli.


Als je zorg, ondersteuning of begeleiding aanvraagt, krijg je een gesprek waarin bekeken wordt wat je nodig hebt. Denk aan hulp in de huishouding, problemen op het gebied van mobiliteit etc. WMO ondersteuning.Dat gaat volgens de verantwoordelijkheid ladder zoals ze dat noemen. De Kanteling:
1 eerst wordt gekeken wat je zelf kunt doen aan het probleem  (Eigen Kracht) 
2 daarna wordt gekeken wat je familie, vrienden buren (mantelzorgers) voor je kunnen doen. (sociaal netwerk)
3 vervolgens wordt met je bekeken of er algemene voorzieningen zijn waar je gebruik van kunt maken. Bijv. tafeltje dekje, vrijwilligers poule, welzijnswerk, etc. (Collectieve voorzieningen)
4 In laatste instantie wordt gekeken of je voorziening special voor jou nodig hebt. Bijv. een scootmobiel, een huishoudelijke hulp, (individuele voorziening)
Wat spreekt je aan in deze manier van aanpak? Zie je voordelen?
-     De stigmatisering wordt misschien verminderd. Goed te onderzoeken wat mensen uit de GGz  zelf kunnen. Zo vaak wordt dat niet gevraagd aan mensen met psychische problemen. Vaak wordt het overgeslagen en meteen een behandeling of voorziening bedacht. Cliënten hebben dikwijls goede ideeën.

-     Dat het gesprek thuis plaats vindt maakt het gemakkelijker. Al heeft dat ook weer het gevaar dat je je bekeken kunt voelen. Sommige cliënten GGz moeten daar niks van hebben.



 Hoe zou zo’n gesprek wat jouw betreft dienen te gaan? Waar moet men goed rekening mee houden?
-     Het is voor veel mensen nuttig als er iemand mee gaat, een familie lid of een vriend. Er is ook behoefte aan een ervaringsdeskundige ondersteuner. Belangrijk dat je als cliënt met psychische problemen ondersteuning krijgt. Iemand die weet wat het is om psychische problemen te hebben.

-     Er zou een training moeten zijn waarbij ervaringsdeskundigen worden opgeleid om mensen te helpen bij dit soort gesprekken.

-     Een gesprekvoerder moet wel goed opgeleid zijn om dit soort gesprekken te voeren. Veel aandacht voor goede bejegening en iemand op zijn gemak stellen. Net te snel gaan, geen vooroordelen heeft en vooral goed luisteren!!

-     Ze moeten wel iets van GGz problemen af weten zonder meteen alles in te vullen.

-     Zo’n gesprek moet op een natuurlijke wijze verlopen. Dus zonder dat de gespreksvoerder een geheime agenda heeft.De gespreksvoerder moet interesse hebben in jou situatie, zich als mens opstellen.

-     De gesprekvoerder dient zich te realiseren dat mensen zich vaak schamen voor hun aandoening. Vaak schamen mensen zich ook als ze hulp moeten vragen.

-     Cliënten moeten goed geïnformeerd worden wat hun rechten zijn en wat de status van zo’n gesprek is. Wie mag dat verslag allemaal lezen, wat gebeurt ermee?

-     Er zouden zo wie zo twee gesprekken gehouden moeten worden. Het eerste gesprek om te inventariseren en op een later stadium over toewijzing of een oplossing.



 Hoe kijk je tegen de inzet van vrijwilligers en mantelzorger aan op deze manier?
-     Het netwerk van mensen uit de GGz is vaak erg klein. Vaak zijn er al veel mensen afgevallen uit het netwerk van cliënten. Degene die over zijn gebleven doen al heel veel. Die gene nog meer belasten is gevaarlijk voor zowel de mantelzorger als de cliënt.

-     Mantelzorgers verplichten dat gaat niet werken. Daar ben je als cliënt alleen maar verder mee van huis.



 Waar moet men goed rekening mee houden bij deze aanpak?
-     Sommige cliënten hebben het idee dat het alleen over de bezuinigingen gaat. Zolang die bezuiniging op tafel ligt kun je het gevoel krijgen dat je mee gaat werken je eigen positie te ondermijnen.

-     Bij niet westerse culturen is het nog moeilijker. Soms is daar een heel ander beeld van psychische problemen. Ook hulp vragen is soms erg beladen. Of zo’n gesprek dan zinvol is kun je je afvragen.

-    Gesprekken houden op tijdstippen dat het de cliënt uitkomt,
-    De aanpak van eigen kracht is iets van lange adem. Daar kun je op korte termijn nog niet veel van verwachten. Het tempo van de bezuiniging gaat sneller dan de cultuur omslag. Daar komen we mee in de problemen.


Wat denk jij?

zaterdag 7 september 2013

WMO gespreksvoering: "de verborgen vraag"


( Dit artikel staat ook in het boekje  "Vraagsturing in de praktijk"van de gemeente Huizen)

Huisbezoek heeft het doel om de vraag achter de vraag in beeld te brengen. Burgers vinden het vaak moeilijk om hulp te vragen. Dikwijls weet men niet zo goed waar aan te kloppen. Vaak vraagt iemand dan hulp op heel concrete zaken als huishoudelijke verzorging of vervoer. Soms blijkt er echter al pratend iets naar voren te komen wat eerder verborgen bleef.  Een voorbeeld:


Een oudere man van 80 plus vraagt om een taxipasje. Zijn vrouw kan nog prima auto rijden. De man vraagt het echter aan voor situaties als zijn vrouw ziek zou zijn. Liefst wil hij dan van deur tot deur vervoerd kunnen worden.

De consulent legt uit dat in deze situatie er geen reden is om een taxi pas te verlenen. Hierop reageert de man teleurgesteld dat het OV zo ingewikkeld is.  Hij klaagt dat het in elke gemeente anders is en dat hij toch wel recht heeft op een voorziening na zoveel jaren belasting te hebben betaald.

Burger:“ We hebben nog nooit iets gevraagd. Het is ook zo ingewikkeld. Met de belbus, het OV, de trein etc. Daar komen wij ouderen niet meer uit. Als er iets aan de hand is dan zit je meteen vast”   

De consulent luistert geduldig en vraagt nog even door:  



C: “Wat zou er nog meer verbeteren voor u met een taxi pasje, buiten het geval als uw vrouw ziek zou zijn?” (Misschien speelt er iets anders een rol)

B: “Nou ja in de situatie dat er iets met mijn zoon zou zijn”

C: “Hoe belangrijk zou het pasje dan zijn? Zou het dan handig zijn, zou het dan onmisbaar zijn?”

B: ” Nou ja onmisbaar is een groot woord, Maar, het gaat momenteel niet zo goed met onze zoon.
Die woont in een gezinsvervangend tehuis in een naburige stad. Hij is al vanaf zijn 20e in een instelling en er is nu een ernstige ziekte bij hem geconstateerd.”

C: “Goh wat naar, kan me voor stellen u daar over na denkt, vertel eens verder..?”

B: “Ja hij is aan het dokteren, al een keer in Amsterdam een onderzoek gehad. Hij heeft nu uitvalsverschijnselen. Ze zeggen dat het niet kwaadaardig is, maar je gaat dan nadenken.”

C: “Begrijpelijk en waar denkt u zo over na naar aanleiding van deze situatie?

B: “Nou ja je bent bezorgd en denkt over situaties dat je halsoverkop naar hem toe zou willen. We denken ook wel eens na over hoe het zal gaan als er nog meer uitvalt bij hem. Kan hij daar dan wel blijven wonen enzo, Zou hij niet beter dichter bij ons in de buurt kunnen wonen. Dat soort dingen”

C: “Begrijp ik het goed dat het probleem rond uw zoon ook belangrijk is om te bespreken?”

B: “Ja eigenlijk wel, er komt nu zoveel op ons af”

C: “Begrijpelijk.. …Zullen we we het nu daar over hebben?



De consulent kan nu gaan inventariseren of er ondersteuning nodig is rond situatie van de zoon. Hierbij kunnen zorgpartners als maatschappelijk werk, MEE  etc. in beeld komen. 



Om de “verborgen vraag” in beeld te krijgen gaat de gesprekvoerder doorvragen.

We vragen door naar de gewenste situatie en wat er dan zou verbeteren op allerlei terreinen:
Voorbeeld vragen:

  • Hoe zou u willen dat de situatie zou zijn? Wat zou u willen verbeteren. 
  • Stel dat  u die aanvraag wel zou krijgen wat zou er dan beter gaan? 
  • Wat zou er dan anders zijn in vergelijking met nu?
  • Wat zou het belangrijkste zijn van die verbetering?
  • Zijn er nog meer dingen die zouden verbeteren?

Vragen naar wat er zou verbeteren levert vaak meer op dan vragen of er nog meer problemen zijn. Logisch. Het analyseren van eventuele oplossingen levert meer op dan het analyseren van de problemen. Vraag gestuurde gespreksvoering is dan ook oplossingsgericht.

Het oplossingsgerichte model staat de gewenste situatie centraal. De consulent vraagt uitgebreid naar hoe dat er uit ziet, wat er dan verbetert en wat er zoal nog meer beter kan  gaan. 
Gesprekken worden vaak veel prettiger, zowel voor de klant als de gespreksvoerder. Levert ook meer op denk ik. Bij wmogesprekstraining.nl gaan we uitgebreid in op hoe je je dit kun eigen maken.
Hoe denken gespreksvoerders hier over?