zondag 14 april 2013

Gespreksvoering met mensen met psychische problemen


Wat professionals als WMO consulenten en klantmanagers zoal dienen te weten van GGz om mensen met psychische problemen goed te kunnen helpen met hun hulpvraag . Dit tegen de achtergrond van de grootscheepse verandering van het sociaal domein. 
 Situatie:
  • Consulenten en klantmanagers krijgen nu en in de toekomst meer te maken met burgers met psychische problemen, verslaving en dakloosheid. De uitbreiding WMO en AWBZ decentralisaties naar de gemeente is hiervan de reden.
  • Consulenten  en klantmanagers zullen ander soortige gesprekken gaan voeren met burgers dan voorheen. Meer zal een beroep gedaan worden op eigen kracht, eigen verantwoordelijkheid en inzetten van sociaal netwerk alvorens een individuele voorziening wordt toegekend.
  • Consulenten zullen naar aanleiding van een ondersteuningsvraag ook andere levensgebieden in beeld brengen.
  • Burgers met meervoudige psychische problemen of achtergronden krijgen ook te maken met een ander soort hulp. In toenemende mate zal de ondersteuning niet meer vanzelfsprekend zijn. Inzet van eigen kracht, netwerk plus een prestatie terug doen in welke vorm dan ook, kan onderwerp van gesprek  worden.
Welke kennis en vaardigheden hebben consulenten en klantmanagers nodig om deze ingewikkelde taak te volbrengen:
 Algemene vaardigheden 
  • Voeren van een inventariserend gesprek ipv een gesprek waar indicatie centraal staat
  • Gespreksvoering gericht op wat de klant wel kan ipv zoeken naar beperkingen
  • Onderzoekende houding
  • Complimenterende vaardigheid op wat de klant ondanks situatie wel kan en doet.
  • Luisterend ipv invullen voor de ander
  • Privacy van de ander respecteren
  • Beleefde bejegening hanteren
  • Bewust zijn van stigmatiserings mechanismen
  • Situatie van de klant oordeel loos en neutraal bespreken
  • De adviserende rol inwisselen voor een coachende en vragende rol
  • De protocollen en  standaard voorzieningen ondergeschikt maken aan de persoonlijke situatie.
Iets over stigma
Veel  cliënten uit GGz, Maatschappelijke opvang en Verslavingszorg hebben regelmatig  moeizame ervaring met hulpverlening achter de rug. Vaak wordt een stigma ervaren. Het stigma wordt soms de tweede aandoening genoemd. Om deel te nemen aan de samenleving is dit een minstens zo grote belemmering als het ziektebeeld. Een stigma kan bevorderd worden door  onwetendheid van de gespreksvoerder en vaak onervarenheid. Sommige cliënten hebben zo vaak een subtiel stigma ervaren dat er spraken kan zijn  van zelfstigmatisering. “Diegene zal me wel vreemd vinden”  Dit terwijl er in de communicatie eigenlijk geen aanleiding is. Anderen voelen het vooral:  “Ik wordt met de nek aan gekeken”  Of het feitelijk zo is of niet, de ervaring ervan staat participatie buitengewoon in de weg. Stigma is een hardnekkig fenomeen diep in onze de cultuur verankerd.  
 Tips specifiek voor  gespreksvoering met  mensen met psychische problemen 
  • Voor gespreksvoerders is het essentieel kennis te hebben van stigmatisering, hoe dat werkt.
  • Een van de beste remedies tegen stigmatisering is: ontmoeting op basis van interesse. Een tweezijdige ontmoeting. 
  • Enige kennis van ziekte beelden kan nuttig zijn, maar is zeker niet het belangrijkste. “Het vervelendste is als iemand iets algemeens weet over mijn stoornis en denkt dat het bij mij dan ook zo werkt”
  • Een goede reactie kan zijn: “Ik weet wel iets van ADHD, vooral dat het voor iedereen anders is. Hoe werkt het nou in uw geval?”
  • Belangrijk is dat gespreksvoerders genoeg tijd nemen, de cliënt te vragen hoe hij of zij het gesprek prettig vindt.
  • Een situatie van aandacht en vertrouwen creëren. Deur dicht, je telefoon uit,  niet de hele tijd naar je beeldscherm kijken. Zeggen wat je gaat doen met welke reden. 
  • Benoemen van je rol, wat de bedoeling is hoe het gesprek er uit kan zien.    
  • Durven vragen hoe de ander het best geholpen kan worden.
  • Cliënten geven vaak aan dat ze het prettig vinden als de hulpverlener zich als mens opstelt en niet als koele professional.
  • Iets van jezelf laten zien (zonder meteen over jezelf te gaan praten)
  • Expliciet zeggen dat mensen terug kunnen komen, kunnen bellen  en een kaartje meegeven.
  • Soms een extra attentie laten merken: “Vind u het goed als ik u volgende week even bel hoe de doorverwijzing gegaan is”  (doorverwijzingen zijn vaak afhaak momenten)
  • Notities kopiëren/printen en meegeven zodat mensen het kunnen nalezen.
  • Vaak hebben  cliënten concentraties stoornissen: Vraag wanneer het genoeg is en biedt een vervolgafspraak aan.