zaterdag 8 december 2012

Gesprek WWB

Een gespreksvoerder bij de WWB (wet werk en bijstand) maakte het volgende mee:
Cliënt maakt vaak willekeurige bewegingen, kijkt weg, krabt voortdurend aan zijn arm etc. De gespreksvoerder denkt aan een dwang handeling en schat in dat dit bij een sollicitatie belemmerend is. De klant wil er niet over te praten.
Wat kun je als oplossingsgerichte gespreksvoerder dan doen?

Grondhouding: Oordeel loos, werken met het perspectief van de klant, vriendelijk blijven.
De klant ziet niet dat hij een probleem. Wijst hulp af want het is niet relevant.
Probeer een gesprek op te bouwen waar bij de klant zich op zijn gemak voelt. Duwen en trekken helpt daar meest niet bij, overtuigen en confronteren evenmin.
Het is vaak niet nodig de achtergrond van het gedrag te begrijpen of te analyseren om de persoon toch te kunnen helpen

Vragen die kunnen helpen:
De aanleiding  van het gesprek verhelderen:
·         “We hebben een gesprek over het vinden van een baan. Daarbij zou ik met je willen praten over wat er bij  een sollicitatie gesprek komt kijken. Zou dat nuttig voor je kunnen zijn?”   (Het is moeilijk daar nee op te zeggen)
Nut voor de ander onderzoeken
·         “Een eerste indruk bij een sollicitatie is vaak erg belangrijk voor het vervolg, hoe zie jij dat?” 
·          Hoe belangrijk schat jij de eerste indruk die je maakt op een sollicitatiegesprek?”

Als hij daar positief op reageert: Gewenste situatie verkennen: 
·         “Stel dat je eerste indruk die je wekt bij een sollicitatie gesprek goed is, wat zou daar een  voordeel van kunnen zijn?
·         “Zie je nog meer voordelen?”
·         “Wat zijn zo een aantal belangrijke punten om een goede eerste indruk  te wekken bij een sollicitatie?” “ Weet je er nog meer?” (als hij zijn bewegingsdrang noemt hoef je er niet bijzonder  op in te gaan, noemt hij het niet is het ook goed)
 Platform verkennen:
·         “Stel jezelf een schaal voor van 0-10 waarbij 10 staat voor een goede eerste indruk bij een sollicitatiegesprek, waar sta je dan nu?”
·         "Wat zit er nu al in? Wat doe je al om een goede indruk te wekken ?" 
·         "Stel jezelf een stap hoger voor, wat is er dan anders?"
·         "Heb je wel eens het idee gehad dat je op die trede stond? 
·         "Wat deed je toen anders?"

Misschien gaat de klant iets vertellen over het moeilijke gedrag.  
Door geduldig de oplossingsgerichte vragen te stellen, vriendelijk te blijven, zijn situatie te erkennen kom je steeds meer dingen tegen die de klant  nuttig vindt om een eerste goede indruk te wekken bij een sollicitatiegesprek. Mild confronteren kan altijd nog. BV
“In ons eerste gesprek viel me op dat jij….., daar ben ik inmiddels aan gewend, in hoeverre zou dat een rol kunnen spelen bij een goede eerste indruk wekken?”

donderdag 6 september 2012

Wanneer is een oplossing een goede oplossing?

Voorheen waren oplossingen bij gemeenten bijna altijd voorzieningen, eigenlijk standaard oplossingen. Met de komst van de WMO zijn er veel meer oplossingen mogelijk. Voor consulenten een extra uitdaging om te komen tot oplossingen die niet standaard zijn, maar passen in de situatie van de burger.  
In een gesprek komt van alles ter spraken. Eén van de gespreksonderwerpen is contact met familie.
Een fragment uit een gesprek: C= consulent B = burger

C: “U hebt al veel verteld over uw situatie, u kunt slecht de deur uit, zit veel alleen thuis en na het overleiden van uw vrouw hebt u erg weinig contacten met anderen. U hebt bijna geen familie meer een nicht in Canada is eigenlijk uw enige familie lid die nog leeft?”
B: “Juist en nou is mijn vurige wens om haar eens te gaan bezoeken. Ik heb een bijstand uitkering, heb nog nooit om iets extra´s gevraagd. Het is alleen mogelijk als de gemeente bijspringt. Zou dat kunnen?”
....................................................................................................................................................................
C: “Nou ja dat valt niet in de WMo hoor... zou mooi zijn uw nicht te bezoeken in Canada, maar dat zit er echt niet in” 
B: “Wel directeuren die toch al genoeg verdienen en managers, die kunnen de wereld rond, maar een oude man die altijd de eindjes aan elkaar heb moeten knopen...? Daar is geen geld voor. Het verandert ook nooit”
C: “Vanuit uw situatie gezien begrijp ik het wel, maar dat gaat niet. U moet ook begrijpen dat de gemeente keuzes moet maken”:
B: “ja dat is allemaal zo, maar daar heb ik niks aan?”
C: “Nou wat tegenwoordig wel kan, is dat u via de computer met uw nicht kunt praten en haar tegelijkertijd kunt zien. Dat lijkt een beetje op telefoneren met beeld erbij. Misschien is dat te realiseren. Ik ken wel mensen bij de vrijwilligers centrale die u kunnen helpen om dat te leren, wat denkt u daarvan”?
B: “Acht dat nieuwe computer gedoe. Ik zou mijn nicht wel eens willen zien, maar naar Canada gaan is te veel. Ik kan het niet betalen laat het maar zitten. Directeuren krijgen alles voor elkaar, laat maar. 
C: “ Nou ja ik wil het wel eens navragen bij de vrijwilligers centrale..om met de computer...toch maar doen?”
B: “Nee hoor laat maar, in Nederland geven we het geld liever aan rijke stinkers”

Duidelijk is dat de vraag van de burger geen kans van slagen maakt. Het is niet realistisch, niet proportioneel. Maw er ligt een begrijpelijke vraag, maar de kosten zijn te hoog om hier op in te gaan. De consulent geeft direct aan dat het niet tot de mogelijkheden behoort. Begrijpelijk. De consulent slaat één stap over: het perspectief van de burger erkennen en er mee werken. De consulent zoekt wel actief naar oplossingen die wel mogelijk zijn, maar daar gaat de burger niet op in.
De de communicatie is klaagtypisch: de burger ervaart een probleem maar hij is zelf geen deel van de oplossing. Hij stelt zich afhankelijk op en klagend op. De consulent kan oplossingen aandragen, maar de burger gaat daar niet op in.
Stel dat de consulent wel erkenning geeft voor het prespectief van de burger en er enkele vragen over stelt:

Vanaf de witregel:
1 C: “Ik kan me voorstellen dat u uw enige familielid , uw nicht, zou willen spreken, zou willen zien. Eigenlijk zou u er graag eens naar toe willen en vraagt de gemeente om daarbij te helpen?”
B: “Ja het is mij enige familielid en ik heb haar al 15 jaar niet gezien.”
2 C: “ Hoe hebben jullie in die 15 jaar contact gehad? ”
B: “Ze belt wel eens, ik heb wel eens een kaart of een brief gestuurd. Maar ik ben jaren erg depressief geweest, het is ook wel wat verwaterd. Maar ik wil het contact weer aanhalen, ze is de enige. ”
3 C: “Ok U zou het contact wel willen aanhalen na die depressie. Stel dat jullie meer contact zouden hebben, hoe zou dat voor u zijn? ”
B: “ Nou ja ik zou wel willen weten hoe het daar is, hoe ze daar leeft, haar man ontmoeten. Hun kinderen zien. Snap je het was vroeger echt mijn lievelingsnicht?”
4 C: “ Wat zou het verschil maken als u meer contact met haar zou hebben, bv haar kinderen zien enzo?”
B: “Gewoon je eigen familie spreken, interesse nu ben ik niet meer depressief, nu zou dat weer kunnen?”
5 C: “Dat klink goed, niet meer depressief, nu hebt u weer de energie om familie contact op te pakken Begrijp ik dat goed?”
B:”Precies, daarom begin ik er over, maar nu heb ik nog steeds geen geld om er naar toe te gaan. Wat zou de gemeente of de sociale dienst kunnen doen? Pas hoorde ik dat er directeuren van zorgccentra op studiereis gaan naar Amerika. Zou ik dan niet...?”
6 C: “Dat lees ik ook wel eens. Voor zover ik weet maakt een aanvraag voor familiebezoek in Canada niet veel kans van slagen. Wel kan ik me voorstellen dat u in deze situatie het contact met uw nicht wilt herstellen. Daar kan ik me wel iets bij voorstellen ja..Misschien is dat op de een of andere manier wel mogelijk?”
B: “Liefst ga ik er naartoe, ja ook niet meteen morgen, maar dat is wel mijn wens”
7 C: “Stel nou dat u haar van tijd tot tijd zou kunnen spreken en zien, zeg maar beeld telefoon. Zou dat al helpen?”
B: “Ja ik heb daar wel eens aan gedacht, maar dan moet je met de computer enzo, daar ben ik niet zo handig in. En wat dat allemaal niet kost??”
8 C: “OK u hebt er ook al eens aan gedacht, er zijn misschien wel mensen te vinden die u daar mee helpen. Mensen die het leuk vinden om dit te doen. Binnen de vrijwilligers poul zijn er ook mensen die anderen helpen met computeren etc. Ik zou eens een visje uit kunnen gooien? ”
B “ Mm tja..het moet wel iemand zijn waar het een beetje mee klikt.

Oplossingesgerichte interventies in de gespreksvoering:
1 C: Perspectief erkennen, woorden van de klant gebruiken: klant voelt zich begrepen.
2 C: Vragen naar iets positiefs uit het verleden: Klant zoekt naar positieve uitzonderingen
3 C: Woorden van de klant gebruiken: vragen naar de gewenste situatie: Doel in beeld krijgen
4 C Nog meer vragen naar de gewenste situatie: Doel meer verhelderen
5 C: Aansluiten vragen of je het goed begrijpt: Klant is deskundig
6 C Oordeelloos aansluiten, informatie verschaffen perspectief klant erkennen: Nee boodschap met perspectief.
7 C Mogelijkheid onderzoeken in de vraagvorm. Commitment vragen
8 C Aansluiten bij de klant, mogelijkheid uitleggen, commitment vragen

Het perspectief van de klant erkennen is nog niet zo heel eenvoudig. Gespreksvoerders vinden het moeilijk vaak om mee te gaan in de wens van de klant en later toch te moeten zeggen dat het het niet kan. Geen vals hoop bieden. Begrijpelijk.
De wens van de klant is dikwijls een middel en niet het doel. Door deze wens te erkennen kun je je vragen naar wat er anders zou zijn voor de klant in die situatie. Wat zou er mogelijk worden?, wat zou het verschil maken? etc. Hierdoor komt het eigenlijke doel in beeld. Als je dat serieus in beeld brengt iwerk je samen met de klant aan een goede oplossing.
In WMO termen noemen we dat de vraag achter de vraag.

  • Kan dit helpen bij gespreksvoering voor wmo consulenten?
  • Welke ideeën krijg je erbij?
  • Meer over oplossingsgerichte gespreksvoering: www.wmogesprekstraining.nl

dinsdag 28 augustus 2012

Werken binnen het raamwerk van de burger

Het is mooi gezegd dat we altijd werken binnen het raamwerk van de burger. De burger komt met zijn of haar verhaal, probleem of situatie. Vroeger keken we of er een hulpvraag of een voorziening van toepassing was. Binnen de Kanteling doen we dat anders. Nu gaan we in gesprek over de situatie, verdiepen we ons in het verhaal en helpen we de burger bij het vinden van eigen oplossingen. We gaan oordeelloos te werk en geven niet zo snel adviezen meer. Mooi gezegd. Nu nog in de praktijk brengen. 

De eigen oplossingen zijn soms moeilijk te verwezenlijken. .
Soms komen burgers met situaties en wensen die het ons best moeilijk maken. Is dit nu wel reëel, dit hoort toch niet in de WMO, als we hier aan beginnen is het hek van de dam. Kent u zulke situaties? Bijv:
·         “In mijn situatie zou een abonnement op de Margriet mij helpen”
·         “Ik ben zo wanordelijk, ik heb elke dag een opruimcoach nodig” 

Als gespreksvoerder heb je meteen al het idee: “O jee, dat is wel een beetje veel gevraagd”. Het ligt voor de hand om de burger in vroeg stadium te wijzen op de beperkingen van de mogelijkheden. De burger niet de illusie geven en snel de eigen verantwoordelijkheid benoemen ligt voor de hand. Begrijpelijke reacties kunnen zijn:
·         “Wij vergoeden geen persoonlijke abonnementen, er is een prima bibliotheek in de gemeente waar u bladen kunt lezen”
·         “Elke dag een opruimhulp valt buiten de mogelijkheden, ik kan u wel verwijzen naar een vrijwilligersorganisatie” 

De burger noemde wel ideeën, maar deze ideeën zijn misschien nog niet goed genoeg uitgewerkt. Dit proces is waarschijnlijk nog niet afgerond. Als de gespreksvoerder reageert zoals hier boven zal het oplossingsproces ook meteen stoppen.
In beide situaties zal de burger zich niet begrepen voelen en teleurstelling ervaren. Hierdoor zal de burger niet aangemoedigd worden zijn eigen oplossingen verder te gaan overdenken en ontwikkelen.
In het oplossingsgericht werken grijpen we deze situaties wel aan. We gaan er vragen over stellen. Op uitnodigende wijze proberen we de burger te helpen door hem te vragen naar de gewenste situatie.
Wat zou er dan beter gaan?
Door de reactie van de burger heeft hij te kennen gegeven dat hij iets wil veranderen. De voorgestelde oplossingen gaan we niet op haalbaarheid testen. Wel stellen we vragen over wat de burger eigenlijk wil veranderen en hoe dat er uit ziet.
Een reactie als:
-          “Goh wat bijzonder, wat zou er voor u verbeteren als u een abonnement op de margriet zou hebben?”
-          “Wat zou u dan kunnen doen wat u nu niet kunt?”
-          “Elke dag een opruimcoach, wat zou u dan kunnen doen? Hoe belangrijk zou dat voor u zijn?”
Binnen het oplossingsgerichte aanpak noemen we dat de “Haasje over techniek”
Spring over het probleem heen en kijk wat er dan mogelijk is.
Het is erg nuttig om de burger te helpen te laten beschrijven wat er dan allemaal kan verbeteren. De burger gaat dan zijn achterliggend doel beschrijven.
Bijv:
-          “In de Margriet staan zoveel recepten, als ik die elke maand krijg lijkt het me erg leuk om weer meer te gaan koken”.  Het onderwerp van gesprek kan nu het koken worden. De burger zal in positieve termen gaan praten over koken.
-          “Als ik elke dag een opruimhulp heb, raak ik geen rekeningen meer kwijt. Momenteel sta ik telkens rood door boetes en dat levert zoveel spanning op”. Het ligt nu voor de hand in te gaan op de financiële situatie.

Gedurende het gesprek wordt vaak duidelijk dat de klant iets wil met die eerst bedachte oplossing. Door uitgebreid te bespreken wat er dan beter zal gaan krijgt de burger meer ideeën. Door later te vragen naar welke manieren er zouden zijn om dat doel te bereiken, noemt de burger vaak zelf al alternatieven omdat hij het doel beter omschreven heeft.
Bijv:
-          “Vroeger vond ik het leuk om uitgebreid te koken, haalde de recepten uit de Margriet. Nu we het er zo over hebben zou ik wel vaker voor mensen willen koken. De kinderen komen niet meer elke week thuis. Ik kan vaker mensen uitnodigen, of inderdaad zoals u al noemde in het buurthuis meedoen met een kook activiteit voor ouderen”
-          “In dit gesprek word me steeds duidelijker dat ik van die boetes af wil en mijn administratie beter bij moet houden. Als er nou eens iemand is die me wat helpt met de bankzaken en met me bespreekt wat ik wat ik wel en niet moet bestellen op internet en al die postorder bedrijven. Dat loopt de spuigaten uit”

 Tips voor gespreksvoerders
·         Het loont de moeite om de soms vreemde en wat moeilijk uitvoerbare oplossingen van burgers wel  te onderzoeken.
·         Onderzoek dan welk doel ze dienen en niet of ze haalbaar zijn.
·         Onderzoek wat er beter zal gaan en hoe belangrijk dat is. Laat het de burger uitgebreid beschrijven zodat je het voor je ziet.
·         Vraag naar welke meerdere mogelijkheden de burger ziet om dat doel te bereiken.
·         Dan is het vroeg genoeg om te bespreken wat de gemeente wel of niet kan vergoeden. Meest heeft de burger dan al meerdere mogelijkheden in beeld.

Trainingen voor  WMO loketmedewerkers :
wmogesprekstraining.nl

donderdag 23 augustus 2012

stigmatisering in de GGZ

Mensen met psychische aandoeningen ervaren vaak een stigma, een soort merkteken:
“Ik ben anders, ik word afgewezen, ik hoor er niet bij” Dat wordt soms zo hevig ervaren dat er sprake is van “een tweede aandoening”.  
Wat zouden we willen in de plaats van dat stigma?  Vaak krijgen we antwoorden als: “ondanks mijn aandoening erbij horen, voor vol aangezien worden, eigen beslissingen nemen, de kost verdienen, eigen woonplek op mijn manier, vrienden, een relatie etc.”
Cliënten noemen vaak woorden als “er mogen zijn”, “er toe doen”, “gerespecteerd worden”. Het tegengestelde van een stigma  lijkt op het ervaren van erkenning en op verschillen lagen. Het krijgen en nemen van verantwoordelijkheid op verschillende terreinen. Voor mensen met psychische problemen is dat vaak een moeilijk punt.
In de positieve psychologie en het oplossingsgerichte werken gaat men uit van 3 basisbehoeften van ieder mens. Ieder mens heeft behoefte aan een bepaalde mate van erkenning en verantwoordelijkheid op het gebied van  autonomie, competentie en verbondenheid.
 Autonomie, competentie en verbondenheid
Autonomie: mensen hebben voorkeur zelf te kiezen waar ze initiatief in willen nemen en zoveel mogelijk zelf bepalen wat ze doen. Bv.
-        wonen                        keuze van woonplek en te voeren huishouding
-        activiteiten                 behoefte passend werk, dagbesteding, hobby’s etc.
-       beslissingen nemen     keuze hebben over eigen oplossingen
-       bejegening                  als volwaardig burger benaderd worden en anderen ook zo benaderen 

Competentie: mensen willen graag competent zijn en zich als competent zien en zijn dat ook al in bepaalde mate.
-       vaardigheden              mensen functioneren het best als hun vaardigheden erkend. worden en gebruikt kunnen worden, en daar verantwoordelijk voor zijn
-        kennis                        ieder mens wil erkenning van de kennis die hij heeft.
-       ervaringen                   ieder mens heeft zijn ervaringen en is daardoor specialist van zijn eigen leven. Heeft daardoor meer zicht op wat werkt en wat niet werkt.       
-       leermogelijkheden      mensen hebben (bijna) altijd mogelijkheden te leren in nieuwe situaties. 

Verbondenheid: Mensen willen betekenisvolle relaties hebben en opbouwen.
-        Intimiteit                    mensen hebben in bepaalde mate behoefte aan intimiteit.
-        familie/vrienden        mensen hebben behoefte aan sociale contacten.      
-       Mantelzorg                 mensen hebben de behoefte om te zorgen voor hun naasten.
-       Omgeving                  mensen voelen zich verbonden met hun omgeving.  

Mensen met psychische problemen hebben dezelfde basisbehoeften als anderen. Dus ook de behoefte om verantwoordelijkheid te krijgen en te nemen op deze terreinen. 

Vragen:
  • Hoe hebben  deze basisbehoeften  met stigmatisering te maken ? 
  • Brengt dit je op ideeen stigmatisering in je eigen situatie of die van anderen te verminderen?

woensdag 22 augustus 2012

Als ik schuldenvrij ben, dan geef ik een groot feest.

Ik raakte aan de praat met een ex dakloze, laten we zeggen Ernst.
Ernst vertelde over zijn periode als dakloze. Hoe zwaar het was. Maar hij vertelde ook meer:

E: “Het is een heel hard leven, je wordt er zelf ook hard van. Het is overleven”
G: “Ik ben nooit dakloos geweest, hoop het ook nooit te worden. Ik kan mij voorstellen dat je hard moet zijn om te overleven op straat. Hoe lang heb je nu al weer een dak boven je hoofd?”
E: “Anderhalf a twee  jaar, nou ja een dak boven mijn hoofd, nog wel met begeleiding. Maar ik leef niet meer op straat”
G: “Dat lijkt me een grote verbetering”
E: “Ja...Op straat kom je van het ene probleem in het andere, dat is nu veel minder. Er zijn nog problemen genoeg. Nu nog een jaar en drie maanden en dan ben ik uit de schuldhulpverlening”
G: “OK, Dat lijkt me een goed vooruitzicht geen schulden meer. Is dat die regeling waarbij je je drie jaar aan bepaalde afspraken moet houden en dat dan je schulden kwijtgescholden worden”?
E “Precies, je moet drie jaar van heel weinig leven, zeg maar een daggeld regeling. Lijkt op zakgeld als een klein kind. Het is niet veel. Maar dat is over een jaar en drie maanden voorbij”!
G: “Dat lijkt me ook een grote stap vooruit, schuldenvrij”
E: “Ja maar ik denk niet dat ik lang schuldenvrij zal zijn. Als ik uit de schuldhulpverlening ben geef ik meteen een groot feest. Daar zal ik wat geld voor nodig hebben”.
Dit moment word je als gespreksvoerder getriggerd om in de advies rol gaan zitten. Je ziet het al voor je. Is hij net uit de schulden en om dat te vieren steekt hij zich opnieuw in de schulden. Je  zou hem willen behoeden voor deze stap. “Doe nou niet stommert” giert het door je hoofd.
Een probleem gerichte benadering zou als volgt kunnen gaan: 

G: “Zou je dat nou wel doen? Ben je net uit de shit en zoek je het meteen weer op?"
E: “Nou nee hoor ik zal het niet opzoeken om weer in de schulden te komen. Maar ik wil een feest houden als ik uit de schulden ben. Tja daar heb je nou eenmaal geld voor nodig, als je dat niet hebt??? Ik kan wel wat lenen bij vrienden.”
G: “Ja maar dan begin je meteen weer te lenen, en moet je weer gaan afbetalen. Is dat wel zo’n goed idee van je?"
E: “Volgens mij weet jij helemaal niet hoe klote het is om zo lang in de schuldhulpverlening te zitten. Als dat voorbij is, dan steek je de vlag uit en wil je een feestje bouwen”
G: “Dat is het juist, dan steek je je meteen weer in de schulden, daar begint het dan weer. Is dat wel een goed idee? Kun je niet beter dat feest laten zitten?"
E: “Ik steek me niet in de schulden, een klein beetje lenen voor een feestje moet kunnen na zo’n lange tijd. Dat moet toch kunnen man!  Nee jij snapt er niks van hoe veel moeite het me gekost heeft.
G:”Ja maar, daar moet je toch eens over nadenken!”

Effect van de probleemgerichte benadering:
  • Weerstand
  • Defensief gedrag
 De oplossingsgerichte aanpak liep als ongeveer volgt:
 G: “Als je na drie jaar schuldhulpverlening die periode kunt afsluiten, is dat een feestje waard. Dat kan ik me voorstellen. Wat zou je willen vieren op dat feestje?”
E: “Nou ja hoeveel moeite het heeft gekost om die periode door te komen, dat is niet simpel hoor”
G: “Vertel eens ..
E: “Ik heb dan drie jaar van een klein zakgeldje geleefd, je moet alles wat je uitgeeft eigenlijk opschrijven. Alles verantwoorden. Je kunt nooit eens iets extra’s doen. Roken en eten daar gaat eigenlijk alles aan op.
G: “Dat lijkt me niet makkelijk, hoe lukt jou dat ondanks dat het zo moeilijk is”?
E: “Eigenlijk hetzelfde als op straat, hard zijn. Je moet hard zijn voor jezelf. Dat ben ik wel geworden. Maar wat vervelend is, is dat je zo als een klein kind behandeld wordt. Je moet voor alles toestemming vragen als je in de schuldhulpverlening zit. Je bent geen eigen baas meer, dat steekt.”
G: “Door hard te zijn voor jezelf kom je deze lastige periode door en word je straks weer eigen baas. Op welke punten ben je nu hard voor jezelf om er doorheen te komen?
E: “Nou ja dat is lastig hoor, maar je moet nee zeggen als iemand biertje met je wil gaan drinken. Je kunt geen nieuwe telefoon kopen al dat soort dingen. Dat kan allemaal niet. Dan moet je gewoon hard zijn. Maar dat is over een goed jaar voorbij”.
G: “Wat is er over goed drie jaar voorbij?"
E: “Nou ja die shit is dan voorbij,dan heb ik wat meer armslag en kan ik me wat meer veroorloven. Loop niet meer aan een lijbandje snap je?”
G: “Ja dat snap ik, meer armslag enzo. Wat zou je willen behouden uit deze periode?
E: “Behouden… ?? Ik heb niks dan valt er ook niet veel te behouden?
G: “OK natuurlijk.....laat ik het anders vragen. Wat wil je hetzelfde blijven doen als deze periode voorbij is?”
E: “Geen schulden maken natuurlijk. Dat lukt wel als ik hard genoeg voor mezelf ben.”
G: “Hoe zou je, over een goed jaar, het feestje kunnen gaan vieren zonder schulden te maken en genoeg hard voor jezelf te zijn”?
E: “ Dat is nog niet zo simpel, sparen van dit kleine beetje wat ik heb dat is erg moeilijk.
G: "Tja... dat lijkt me niet makkelijk...sparen van zo weinig"
 E: "… ik kan het natuurlijk proberen. Zien hoever ik kom. Het is nog een jaar en drie maanden.”
G: “OK veel succes”

 Elementen van Oplossingsgerichte gespreksvoering:
  • Situatie van de ander erkennen
  • De kracht van de ander op sporen
  • Eigen oordeel laten voor wat het is
  • Complimenteuze vraag.
Werken in het referentiekader van de ander:

  • Belangrijke woorden van de ander gebruiken: bv hard zijn voor jezelf.
  • Het belang van het feestje zien vanuit zijn perspectief.

woensdag 1 augustus 2012

strenger selecteren voor de schuldhulpverlening

Schuldenaren met gedragsproblemen moeten die eerst aanpakken voor ze hulp krijgen. (volkskrant 27 Juli)

De regeling schuldhulpverlening maakt het mogelijk dat mensen met schulden onder strenge voorwaarden binnen 3 jaar van hun schulden af kunnen komen. In het artikel wordt uitgelegd dat mensen eerst hun persoonlijke en gedragsproblemen moeten aanpakken voordat ze in de schuldhulpverlening kunnen komen.
Vaak hebben mensen met schulden inderdaad diverse van problemen. Denk aan problemen op het psychische vlak, relaties, verslaving, werkloosheid etc. Een kip of ei vraagstuk. Worden de schulden veroorzaakt door de problemen, of andersom. Het lijkt erop dat met de nieuwe regeling mensen worden opgeknipt in stukjes. Een stukje schuldproblematiek, een stukje geestelijke gezondheid, een stukje gedragsprobleem etc. Eerst het ene probleem oplossen, dan pas de schulden aanpakken. Eigenlijk een achterhaalde aanpak.

Werken aan oplossingen


Mensen met schulden en andere problemen willen aan het begin van de hulpverlening zicht op een beter bestaan krijgen. Een leven met schulden is uiterst stressvol. Mensen zijn meer gemotiveerd voor een behandeling of hulpverleningstraject als ze over de problemen heen kunnen kijken. Praten over hoe het leven er uit gaat zien als de problemen overwonnen zijn, is heel zinvol en geeft mensen weer hoop. Misschien bedoelt Nadja Jungmann (lector rechten van Hoge School Utrecht) dit als ze zegt : "mensen weer in hun kracht zetten ".
Als je bij de sociale dienst en schuldhulpverlening aanklopt word je nog heel vaak geconfronteerd met vooroordelen, moeilijke gesprekken en vervelende procedures. Cliënten zijn gebaat bij de oplossingsgerichte aanpak in de schuld hulpverlening. Daarbij is de kwaliteit van het eerste contact met de hulpverlening erg belangrijk. Tijdens het eerste gesprek zal het einddoel duidelijk moeten zijn: een schuldenvrij leven. Met dat doel voor ogen zijn mensen bereid veel inspanning te leveren. Gedragsverandering lukt beter als je weet waarvoor je het doet. Het lukt nog beter als je een realistisch beeld krijgt van hoe het schuldenvrije leven er uit gaat zien. De route daar naar toe is voor iedereen anders.

Strenger selecteren klinkt heel kordaat, liever zou ik zien dat er vanaf dag één een positief doel geformuleerd wordt ipv over je problemen praten.

donderdag 12 januari 2012

Inzet Ervaringsdeskundigen in de zorg

Onlangs heb ik twee workshops begeleid over inzet van ervaringsdeskundigen in de zorg.
Eerste workshop was bij stichting de Binnenvest in Leiden. In deze workshop werkte ik samen met Erik Claus, ervaringsdeskundige bij Pakaan. De tweede workshop was voor regioconsulenten van Zorgbelang ZuidHolland samen met Astrid van Bruggen van Basisberaad.

  • Ervaringsdeskundigen zijn mensen die ervaring hebben als cliënt/ zorgvrager en de vaardigheden hebben hun ervaringen functioneel in te zetten.
  • Je kunt een onderscheid maken in verschillende lagen van ervaringen:
       1. ervaringen;
2. ervaringskennis;
3. ervaringsdeskundig;
4. ervaringswerker

  • Ervaringsdeskundigen hebben zelf een herstelproces doorgemaakt.

  • Herstellen is dan niet altijd genezen, maar herstellen van of het opnieuw vinden van maatschappelijke rollen.

  • Ervaringsdeskundigen kunnen vaak heel duidelijk aangeven welke stappen van belang zijn bij het herstellen van die rollen of het vinden van nieuwe maatschappelijke rollen. Je kunt niet verwachten dat zorgverleners die dimensie kunnen aanbrengen.

  • Zorgaanbieders zijn nodig om goede zorg mogelijk te maken. Ervaringsdeskundigen kunnen goed aangeven hoe de zorg, opvang en begeleiding er uit moet zien om herstel van de diverse maatschappelijke rollen voor cliënten mogelijk te maken. Ervaringsdeskundigen kunnen ook aangeven wat goed werkt in de zorg, wat knelpunten zijn en welke mogelijke oplossingen er voor die knelpunten kunnen zijn. Zorgaanbieders en ervaringsdeskundigen werken aanvullend ten opzichte van elkaar.


  • Ervaringsdeskundigen kunnen vanuit hun eigen ervaringsverhaal en uit dat van anderen de zorgvragers, zorgaanbieders en beleidsmakers helpen herstel bij anderen te bevorderen. Ook kunnen zij het perspectief van cliënten t.o.v. de zorg naar voren brengen. Hoe is het om zorg te krijgen, wat werkt er goed?


  • Van belang is dat ervaringsdeskundigen hun persoonlijk verhaal functioneel kunnen inzetten. Dat is niet eenvoudig.  Trainingen en cursussen kunnen daarin nuttig zijn, maar dat kan ook op andere manieren gerealiseerd worden. Denk aan intervisie en coaching.


  • Voor werkers binnen de zorg verandert er iets als je met ervaringsdeskundigen werkt: Je bent als werker niet meer primair sturend op de inhoud, maar biedt ruimte voor het perspectief van cliënten en bent meer volgend (sturend van achter) op het herstel proces. Werkers en clienten gaan meer samenwerken.